Vol enthousiasme kweet staatssecretaris Dijksma zich van haar taak tijdens de Constructive Dialogue met het Cedaw-Comité op woensdag 27 januari. Het ministerie van OC&W had het tevoren al aangekondigd in een nieuwsbericht. Dijksma nam dit letterlijk. De meeste vragen die de leden van het CEDAW-Comité aan de regeringsdelegatie stelde beantwoordde ze zelf, al dan niet gebruik makend van de antwoorden die de ambtenaren uit de delegatie voor haar opschreven – wat dat betreft leek het wel op een overleg met de Tweede Kamer. Slechts een enkele keer gaf ze het woord aan Ferdi Licher (Directeur Emancipatie), die naast haar zat, of aan ambtenaren van andere departementen in de delegatiebanken. Deze taakverdeling had bijna onvermijdelijk tot gevolg dat de op de specifieke en concrete vragen van de Comitéleden vrij globale antwoorden vanuit de Nederlandse regering kwamen, vooral in de ochtendsessie. Dat ging in de middag sessie wat beter, het leek wel alsof de staatssecretaris en de ondersteunende ambtenaren wat beter op elkaar ingespeeld raakten. Bewonderenswaardig snel omdat ze van verschillende departementen kwamen. De antwoorden waren in de middagsessie wel concreter, maar niet altijd antwoord op de vraag. In sommige gevallen werd letterlijk herhaald wat al eerder in het schriftelijk antwoord op de schriftelijke vragen van het Cedaw-Comité was gemeld.
Hoe anders ging het bij de sessie van bijvoorbeeld de Verenigde Arabische Emiraten. Hoofd van de delegatie was een in het zwart geklede gesluierde vrouwelijke minister, die met haar optreden verschillende stereotypen ontkrachtte: consequent in (uitstekend) Engels pratend – en niet deels Arabisch zoals de Egyptische delegatie-leidster – stuurde ze als een generaal haar manschappen V/M aan. Bij elke vragenronde begon ze zelf en kondigde daarna aan welke geleerde dames en heren de andere vragen zouden beantwoorden. In de delegatie waren ook vertegenwoordigers van zogenaamde NGOs opgenomen, om kritische vragen van het Comité op voorhand te ontkrachten. Er is namelijk geen vrijheid van vereniging in de Verenigde Arabische Emiraten – dus geen vakbonden en de migrant domestic workers uit de verschillende Aziatische landen mogen niet eens een zeg Sri Lankese gezelligheidsvereniging oprichten. De betogen van de geleerde dames en heren gingen overigens, ondanks een indrukwekkend aantal verwijzingen naar wetsartikelen en andere referenties, meestal niet echt op de vragen in.
Hoewel op onderwerpen de antwoorden van de Nederlandse regering bekritiseerd kunnen worden – en dat zullen we in volgende blogs zeker doen – is de nadruk die Dijksma op het belang van het VN-Vrouwenverdrag legde bemoedigend.
Dat was in vorige rapportagecycli wel eens anders. Het biedt aanknopingspunten voor vrouwenrechtenorganisaties om de Nederlandse regering kritisch te blijven bevragen om de implementatie van het VN-vrouwenverdrag.
Leontine Bijleveld
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten